Waar zijn de negen anderen? (Lc 17, 11-19)

Ieder mirakel dat Jezus deed, staat op een of andere manier in verband met het geloof dat Hij vraagt. Gelooft ge dat Ik het kan, gelooft ge in mijn godheid? Door de opwekking van Lazarus toonde Jezus zich Meester van leven en dood. Ofwel doet Hij het mirakel opdat het volk tot geloof zou komen, tot het geloof bijvoorbeeld dat Hij zonden kan vergeven: "Welnu, opdat ge zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven - en nu sprak Hij tot de lamme - : sta op, neem je bed en ga naar huis". Hij stond op en ging naar huis (Lc 5,24).

Nu gaat Jezus nog een stap verder. Het gaat bij Hem niet om te geloven en dan weer verder te leven als voorheen. Hij zoekt contact, Hij zoekt voeling met de mensen. Hij wil de mens voor zich winnen, met de mens omgaan als een vader met zijn kinderen. Toen Hij eens tien melaatsen had genezen en er slechts één terugkwam om Hem te danken, stelde Hij ontgoocheld de vraag: "Zijn niet alle tien gereinigd?"

Het is belangrijk zegt Edith Stein, wier leven een zoeken was naar de waarheid, dat ge van 's morgens vroeg al in con-tact treedt met God, alsof je niets anders te doen had om van Hem de zending te ontvangen voor de komende dag. Maar door alle wederwaardigheden heen kan de frisheid van de morgen die je door gebed verkregen had, weer verdwijnen. Vlucht dan naar de Heer om even op adem te komen. Hij is altijd aanwezig en kan u alles geven wat jij nodig hebt. En als het avond wordt, leg dan alles in Gods handen. Zo kunnen wij rusten in Hem en de dag van morgen weer als een nieuw leven ontvangen.

Het geloof is dus meer dan iets als waarheid aanvaarden. Het is "Iemand" aanvaarden met wie je wilt leven, die je heel uw leven toevertrouwt, in wie je u geborgen voelt. Dit heeft ook Edith Stein gevonden in Jezus Christus, die alom tegen-woordig is, voor iedere mens bereikbaar, en die ons de Kerk heeft gegeven als bron van dit leven.

Dit wilde Christus duidelijk maken, toen Hij zijn vreug-de uitte toen één van de melaatsen terugkeerde om Hem om zijn genezing te danken. Danken immers is een teken van erkente-lijkheid, een teken van geloof dat jij Hem genegen zijt en dat Hij een plaats heeft in uw hart. Dankbaarheid schept een band tussen mensen, brengt mens en God dichter bij elkaar.

Het is een blijk dat de mens God in zijn leven heeft ontvangen. Het volle leven dat eens eeuwig zal duren heeft nu een kans gekregen en een aanvang genomen. God leeft in de mens en de mens leeft in God. God en mens zijn één geworden, zoals Jezus één is met de Vader. Zo bad Hij in zijn hoge-priesterlijk gebed: "Opdat de liefde waarmee ge Mij hebt liefgehad in hen moge zijn en Ik in hen".