Verdeeldheid ben Ik komen brengen? (Lc 12, 49-53)

Velen vinden dat geloven niet zo zelfsprekend is, maar zelfs Jezus wist dat toen hij zei: "Verdeeldheid ben ik komen brengen" en "Zal de Mensenzoon bij zijn wederkomst nog geloof op aarde vinden?".

Waar gaat het om wanneer Christus geloof vraagt? Wat is geloven? Kardinaal Newman, die zich van het anglicanisme tot de Katholieke Kerk heeft bekeerd en om het geloof veel heeft gestreden en geleden, heeft deze bepaling gegeven: geloven is de onderwerping van het verstand aan een levend gezag. Dat wil zeggen: als waarheid aanvaarden wat God ons door zijn Zoon, maar ook door het kerkelijk -het levend- gezag te zeggen heeft, indachtig de woorden van Christus:"Gij zijt Petrus en op deze rots zal Ik mijn Kerk bouwen".

Dat gaat echter onze menselijke begrippen te boven en wordt daarom aangevochten en genegeerd, want heden ten dage is men geneigd haast uitsluitend bij het verstand te rade te gaan; wij laten ons leiden door eigentijdse stromingen om uit te maken wat wij zullen aanvaarden.

Voor velen zal dit zijn wat niet te veel moeite en inspanning vraagt en wat zij menen "haalbaar" te zijn. Maar wat is nog haalbaar in een geseculariseerde wereld wanneer men een menselijke interpretatie geeft van een bovennatuurlijke waarheid.

Wanneer Christus zegt: "Hoe is het mogelijk dat gij nog geen geloof bezit", dan verlangt Hij een aanvaarden van goddelijke waarheden die het menselijk verstand wel niet tegenspreken dan toch overstijgen.

Het is dan ook de taak en de plicht van de Paus, als opvolger van Petrus, de eerste paus, ons duidelijk voor te houden welke de inhoud is van het katholiek geloof en van al wat dit geloof moet beveiligen, de secularistische en humanistische invloeden ten spijt.

Zo staat de mens voor de verantwoordelijkheid dit geloof te aanvaarden of niet, maar het is niet zijn recht voor te houden wat het geloof zou moeten zijn voor de mens van de 21ste eeuw. Dit komt enkel toe aan het gezag dat Christus aan zijn Kerk heeft gegeven en dit kan niet anders zijn dan wat het twintig eeuwen geweest is. Het geloof dat Christus vraagt staat boven de tijd, al mag men zoeken naar de dieper liggende redenen en betekenis van kerkelijke en zelfs goddelijke uitspraken.

Wanneer wij alleen beroep doen op het menselijk verstand om de inhoud van het geloof te bepalen, gaan wij onze bevoegdheid te buiten. Dit is een moeilijkheid die het geloof, vooral in onze tijd te overwinnen heeft. Om tot het geloof te komen, moet een stap gezet worden van menselijke zekerheid naar een vertrouwen in de goddelijke wijsheid en de goddelijke liefde. Reeds door de profeten heeft God gesproken: "Mijn wegen zijn niet uw wegen en mijn gedachten niet uw gedachten".