Pornografie als afleidingsmanoeuvre

Diana is dood en met Fergie kan men ook niet veel meer aanvangen. Onder een dergelijk droef gesternte is het maar al te begrijpelijk indien de boulevardjournalisten, die hun brood nu eenmaal verdienen met verslaggeving over de hormonale problemen van prominenten, een nieuw thema broodnodig hebben. De dankbaarheid van dit slag journalisten was dan ook des te groter toen de abt van de benedictijnerabdij Göttweig, Clemens Lashofer, net een stille periode van het mediajaar uitkoos om voor de televisiecamera's te verklaren dat er nieuwe gegevens in "de zaak Groer" waren.

Goed, de betrokkene loochende wel alles, de betreffende feiten liggen al enige decennia achter ons en in het hele verhaal over de zogenaamde "zedenfeiten met minderjarigen" kwam geen enkele minderjarige voor. Maar wat een openbaar aanklager als verwaarloosbaar beschouwt, is voor een bepaald soort journalisten voldoende om er grote koppen aan te wijden. De sensatiejagers, die gedurende de feestdagen op hun honger hadden moeten blijven, stortten zich dus met grote ijver op de hapklare brokken van dit verleidelijke verhaal. Het valt echter op dat, op een enkele uitzondering na, alle commentatoren zich eperkten tot de oppervlakte van het hele gebeuren, waardoor de essentie van de zaak in het duister bleef.

Slechts twee journalisten vormden een uitzondering op deze regel. De ene, Franz Ferdinand Wolf van Kurier (5 januari 1998, p.1), stelde al enkele uren na het televisieoptreden van de abt van Göttweig de enige relevante vraag: "De 'nieuwe' gegevens zijn twintig jaar oud. Het zou ons interesseren te weten waarom ze net nu op het voorplan worden gebracht". De andere journalist die de verdienste heeft in deze weinig verheffende geschiedenis over het muurtje heen te hebben gekeken, is Dietmar Neuwirth in Die Press (7 januari 1998, p.7). Toen zijn collega Wolf reeds onraad had geroken, huilde Neuwirth nog lustig mee met de wolven in het bos, maar na een nachtje slaap stelde ook hij de vraag, waardoor men waarachtige journalisten van pure scribenten kan onderscheiden: "Waarom wordt de affaire-Groer net nu opgewarmd, terwijl de beschuldigingen die men de kardinaal aanwrijft intern minstens sinds zijn aanstelling tot bisschop van Wenen in 1986 en extern sinds twee en een half jaar bekend zijn?" Uit eigen ervaring kan ik Neuwirths bewering bevestigen. Ik herinner me een perslunch in de winter van 1986/1987, ter gelegenheid van de heropening van een bekend Weens restaurant, waarbij een honderdtal journalisten aanwezig waren. Een van de onderwerpen van de tafelgesprekken was toen ... "de affaire-Groer".

Het was voor velen een danige teleurstelling te moeten vaststellen dat blijkbaar niet enkel de boulevardpers de kunst de juiste vraag op het juiste moment te stellen, grovelijk verleerd was. Sommigen stelden weliswaar niet de echt belangrijke vraag, maar vervormden ze tot: "Waarom heeft abt Lashofer zo lang gezwegen?" De vraag is pijnlijk voor de betrokkene, maar raakt eigenlijk de essentie niet. Ook zeer vele journalisten hebben jarenlang gezwegen, hoewel de geruchten over Groer al een tijdje circuleerden. Blijft de vraag, die zowel voor de journalisten als voor abt Lashofer vervelend is: waarom wordt de vuile was van het klooster Göttweig net nu buitengehangen?

Het mag wellicht oneerbiedig klinken, de vraag "Waarom net nu?" te verbinden met een andere vraag: "Staat in Göttweig misschien een abtsverkiezing voor de deur?" Eén ding valt immers niet te loochenen: toen abt Lashofer op 4 januari zijn verklaringen aflegde, reageerde hij niet (er was namelijk niets om op te reageren: de verklaringen van een zekere "Frater M." die de boulevardbladen Profit en News met enige wellust gepubliceerd hebben, dateren maar van 8 januari) - abt Lashofer ging zelf tot actie over!

Neen, we willen u niet op het verkeerde been zetten: er is geen abtsverkiezing op komst. De reden waarom de abt zijn bekendste en meest vooraanstaande medebroeder uitleverde aan de nieuwsgierigheid van de media is dus een andere dan het uitschakelen van een lastige concurrent bij een interne kloosterverkiezing. Maar ook de persmededeling van het klooster d.d. 13 jaunari verdoezelt meer dan ze verklaart. Daar beweert abt Lashofer dat zijn verklaringen tot doel hadden te vermijden dat onbevoegdheden het ontslag van Groer als prior van het klooster in Maria Roggendorf (een dochterstichting van Göttweig) zouden bekendmaken. Daar zijn optreden in de pers heeft de "onbevoegden" pas goed aan het fluisteren gezet. Trouwens, indien Lashofer inderdaad de schade had willen beperken, zou hij beter de slechte gezondheidstoestand van Groer -die een publiek geheim is- als reden voor het ontslag hebben aangehaald.

Men kan verder denken: de gemeenschap in Maria Roggendorf heeft zich de laatste jaren, onder leiding van de voormalige aartsbisschop, ontwikkeld tot een bloeiende stichting, die intussen rijp werd geacht voor de verheffing tot een zelfstandige abdij. Zou het optreden van de abt tot doel gehad hebben de "afscheiding" van Maria Roggendorf te verhinderen? Moet de openbaarmaking van de "pornoroman uit Göttweig" misschien verklaard worden als een afleidingsmanoeuver in een ruimer schaakspel om de macht in Maria Roggendorf, waarbij verdachtmakingen als laatste troef worden gebruikt? Zolang deze hyupothesen niet bewezen zijn, behoren ze tot het rijk der speculatie. Maar ze doen de ronde en zijn tot nader order de enige die een samenhangende verklaring bieden voor de droevige vaudeville rond de abdij Göttweig.

Intussen genieten de tegenstanders van de Kerk met volle teugen van de toverdrank, die de abt van Göttweig hen zo onverwacht bezorgd heeft. De voorstanders van een "ethiek zonder God", diegenen voor wie de "seksuele bevrijding" niet ver genoeg kan zijn, wrijven zich in de handen. Günther Nenning schrijft terecht in de Konenzeitung (12 januari 1998, p.20): "Men hakt in op een kardinaal, in de hoop de Kerk te treffen". Wanneer een voorman van de neo-antiklerikale beweging zegt: "Het gaat slechts op het eerste gezicht over de seksualiteit", vult Nenning met recht en reden aan: "Inderdaad. Het gaat om veel meer. Ecrasez l'infâme?, Verpletter de schandelijke? -te weten: de Kerk. Deze slogan was al de wapenspreuk van de oppergod van de 18de-eeuwse verlichting, Voltaire. Enkel had Voltaire meer talent en genie in voorraad dan de huidige epigonen van het huidige neo-antiklerikalisme." Dit laatste kan ik enkel bevestigen: Voltaire staat op een stukken hoger literair niveau dan de eindeloze serie over het intieme leven van de monniken in Göttweig, dat de zalmroze weekblaadjes ons willen aansmeren.

In de jongste aflevering van AB Wien Aktuell - Information der Wiener Akademikerbundes (1/98) verwijt Christian Zeitz de abt een gebrek aan doorzicht: "Men vraagt zich af in welke zin men de idealen van een 'broederlijke en democratische kerk' zou verraden door meer belang te hechten aan de woorden een kardinaal dan aan die van een anonieme aanklager. Een tot dissidentie neigende dorpspastoor uit de streek van Graz roept op tot een objectief onderzoek 'tot op het bot' naar het hele geval, waarna ruimte zou ontstaan voor een oplossing van de situatie op basis van waarachtigheid en barmhartigheid. Dat deze man blijkbaar niet kan of wil verstaan dat in het voorliggende geval, waar woord tegenover (naamloos) woord staat, een dergelijke benadering enkel kan leiden tot een eindeloos herhalen van dezelfde loutere beweringen, moet men hem misschien vergeven. Maar minder begrijpelijk is de opstelling van een aantal kerkelijke vooraanstaanden, die het vertikken de gebruikte strategie te herkennen als een klassieke fluistercampagne, die voor de gelegenheid kan rekenen op steun vanuit de media. Ditmaal wordt het slachtoffer van de campagne meteen in de steek gelaten, nog lang voor ook maar iemand zijn vertrek had gevraagd. Is dat nu het verhoopte resultaat van het in Oostenrijk vrij succesvolle 'Kerkreferendum' voor een open en democratische Kerk?"

Zeitz is tot op zekere hoogte te vriendelijk voor abt Lashofer. We willen hem in zoverre volgen, dat het aan te nemen valt dat zijn beroep op de pers te wijten was aan naïviteit en niet aan koele berekening. Het blijft echter een feit dat zijn optreden voor de televisiecamera's vanwege een abt je reinste onverantwoordelijkheid was. "De abt moet beseffen dat hij veeleer dient te voorzien dan het voortouw te nemen", leert de H. Benedictus in het 64ste kapittel van zijn regel. Maar niet enkel tegenover zijn abdij en de regel van zijn stichter heeft abt Lashofer zich een slechte leerling getoond. Ook tegenover kardinaal Groer, die tot nader order blijft behoren tot de hem toevertrouwde kudde, diende Lashofer zich anders te gedragen. In het tweede kapittel van zijn regel schrijft de H. Benedictus immers over de figuur van de abt: "Voor alles mag hij nooit het heil van de hem toevertrouwde zielen over het hoofd zien of verwaarlozen ten behoeve van de zorg voor vergankelijke, aardse of tijdelijke dingen". Voor de abt diende de ziel van de oude kardinaal dus voorrang te krijgen boven de positie van de media tegenover zijn persoon en zijn abdij.

Kortom: het schandalige aspect van de driestuiversopera die werd opgevoerd achter de barokke muren van de aloude abdij in Neder-Oostenrijk, heeft veel minder te maken met het handelingen tegen de openbare zedelijkheid, dan wel met het onverantwoorde optreden van een abt, wiens motieven tot nader order onbekend blijven. Indien Rome een apostolisch visitator naar Göttweig stuurt, zal die zich zeker ook met dit vraagstuk moeten inlaten.

O ja, misschien verbaast het sommige lezers dat ik geen woord heb besteed aan de ogenschijnlijk belangrijke vraag of de beschuldigingen tegen de kardinaal nu al dan niet waar zijn. In twee woorden: of kardinaal Groer nu al dan niet homofiele neigingen heeft, gaat vijf personen wat aan, te weten hemzelf, zijn biechtvader en de drie personen van de Heilige Drievuldigheid. Voor het overige, en tot spijt van wie het benijdt, meen ik dat de Kerk meer gediend is met een geloofsgetrouwe kardinaal met homosexuele neigingen dan met een aseksuele, doch ketterse kardinaal.