Enig in de geschiedenis

Niemand zal ontkennen dat Christus eens geleefd heeft. Dit is geschiedenis. Maar deze Christus vraagt van ons geloof. Niemand, hoe grote persoonlijkheid hij ook was, heeft dat ooit gevraagd. Christus echter wel. "Wie in Mij gelooft, zal leven (Joh. 11,25). En dikwijls herhaalt Hij deze vraag. Hij zegt zelfs dat Hij door de Vader naar de wereld werd gezonden om ons dit eeuwig leven te kunnen geven. Hiermee staat of valt het evangelie.

Tot dit inzicht, tot dat geloof moesten de joden stilaan gebracht worden en later heeft Hij dan zelfs zijn apostelen uitgezonden om die boodschap uit te dragen. "Verkondig het evangelie aan de ganse schepping" (Mc 16,15).

Daarom moesten de joden eerst geloven in de ene en ware God; "Gij zult naast Mij geen andere goden maken (Ex 20,23). Dat was hen in vele jaren en door zoveel profeten overgeleverd. Dat geloof moest eerst in hun ziel verankerd zijn om te kunnen geloven en aanvaarden dat God als uiterste teken van zijn liefde mens wilde worden, om in de mens te wonen: "Met de liefde waarmee de Vader Mij bemint, zullen Wij u beminnen en tot u komen" (Joh 17,21).

Dat was echter de moeilijkheid: zij moesten aanvaarden dat die almachtige en eeuwige God dit kon en wilde doen. Dat was ook het grote verwijt dat zij Jezus maakten: Hij, de zoon van Maria en Jozef, die zij dagelijks in hun dorp Nazaret tegenkwamen, vergaf zonden. Hij had immers gezegd: "Uw zonden zijn vergeven"(Mt 9,2). Dat was godslasterlijk en zal ook de reden worden van zijn veroordeling. In God geloven en tot het inzicht komen dat Hij uit liefde het menselijk leven wilde meebeleven, zijn twee verschillende zaken. Hun fout en hun zonde was echter dat zij oordeelden dat dit niet kon, dat God daartoe niet bij machte was, al gaf Hij door wondertekenen vele bewijzen. Maar hun hoogmoed en eigenwaan beletten hen deze tekenen van zijn almacht en van zijn godheid te zien en te erkennen. "Ofschoon Jezus zulke tekenen had verricht, geloofden zij toch niet in Hem" (Joh 12,37).

Zo wilde Hij door het genezen van een blinde het volk erop wijzen, dat zij tot een nieuw inzicht moesten komen, dat Hij hen wilde binnenleiden in een totaal nieuwe wereld. Zoals de blindgeborene nu een wereld zag die hij niet kon vermoeden, zo wilde Christus de mensen een inzicht geven in zijn goddelijk leven, in het eeuwig geluk, de volle liefde waartoe ook wij worden geroepen.