15 eeuwen Nederlandse taal.

Eigenlijk is dit een uitzonderlijk boekje met een prachtige invalshoek. Normaal zijn we gewoon aan een geschiedenis die begint met hebben olla vogala nestas … maar dit boek niet. De auteur begint bij Adam en Eva en is daar weinig vernieuwend. Maar vanaf de middeleeuwen schrijft ze de geschiedenis aan de hand van dingen waarmee we allemaal hoogst vertrouwd zijn: ’t kofschip, de -dt regel, de verdubbeling of verenkeling van medeklinkers (paden-padden), kindeke en kindje, z’n eigen en zich, leenworden, groter dan en groter als … Wat zeggen al die dingen over de ontwikkeling van het Nederlands? En wanneer komen welke leenwoorden binnen? Het hele boek leest bovendien als een trein door de kleine kapitteltjes en doordat de auteur ons van de ene verbazing in de andere laat vallen. Wie op een hoogst aangename manier wil kennis maken met de geschiedenis van het Nederlands heeft hiermee zijn of haar gading gevonden! (ES)

N. VAN DER SIJS, 15 eeuwen Nederlandse taal., Gorredijk (Sterck & De Vreese), 2020